In Schijndel vind je het grootste voedselbos van Europa. Op twintig hectare voormalige maisakker zetten voedselbosbouwers de natuur in als bondgenoot. “Wat we van de natuur leren, passen we toe in het voedselbos.” Talrijke ecologische principes helpen met voedselproductie, natuurontwikkeling én met klimaatadaptatie.
Dit artikel werd geschreven in opdracht van de provincie Noord-Brabant. Het is deel 1 van een tweeluik.
Combinatie van natuur en landbouw
We struinen met voedselbosbouwer Wouter van Eck op een natte, koude dag in april door Voedselbos Schijndel. We zien hoge populieren, wilgenbomen en lage meidoornstruiken rondom het perceel. Twee buizerds cirkelen boven onze hoofden. Zien we daar een fazant wegschieten? “Ja, een mannetje”, zegt hij, “dat hoor je aan de roep.” Brandnetels en distels krijgen zichtbaar de ruimte in het voedselbos. Deze combinatie van natuur en landbouw zorgt voor een veerkrachtig en grootschalig systeem van oogst, biodiversiteit en klimaatadaptatie, stelt Van Eck. Maar hoe doe je dat: samenwerken met de natuur in een landbouwvorm?
“Niet vechten tegen natuurlijke processen”
“De aarde is zes miljard jaar oud,” vertelt Van Eck. “Het was toen een woeste en lege planeet. Daarna is het landoppervlak voor ruim negentig procent met een rijk bosecosysteem bedekt. Op iedere bodem groeit uiteindelijk een bos dat de bodem verbetert. Als je die truc bij de landbouw binnenhaalt, dan vecht je niet meer tegen natuurlijke processen, maar je lift erop mee. En dat is wat je met een voedselbossysteem wil doen.”
Tijdens de wandeling komen er veel voorbeelden van natuurlijke processen voorbij: mycorrhiza-schimmels helpen planten om voedsel en water uit de bodem te halen, distels beschermen jonge fruitbomen tegen wind en kou, wormen zorgen voor een luchtige bodem en bladeren verrijken en maken de bodem als een spons in natte tijden. Dit is slechts een handvol ecologische principes die de boer in een voedselbos helpt met het verbouwen van voedsel. Tegelijkertijd krijgt de natuur de ruimte en vermindert het voedselbos de effecten van wateroverlast, droogte en hitte.
Klimaatadaptatie en water in het voedselbos
We lopen verder over een drassig pad naast lanen vol fruitbomen en bessenstruiken. Achter de populieren zien we een beek en een bloeiende oever met smeerwortel en fluitenkruid. Daarnaast, op het aangrenzend perceel, ligt een drassige maisakker. We krijgen meteen een les in duurzaam bodembeheer: “Kijk eens naar die bodem: daar zie je het water op staan. Dat is geen goed teken. Natuurlijk hebben we een nat voorjaar, maar water hoort de bodem in te gaan. Als het op je land blijft staan, is de bodem te veel ingeklonken. Bij een hevige regenbui stroomt het water van het land af.”
Het kan anders, volgens Van Eck: “Organisch materiaal in de bodem werkt als een spons: het neemt water op, legt het vast en bewaart het voor droge tijden.” In het voedselbos is ploegen, spuiten, beregenen en bemesten niet nodig. Zware machines vind je hier niet. De natuur doet zelf het meeste werk.
Hoe voorkom je droogte in dit landbouwsysteem?
“Het weer wordt extremer”, zegt de voedselbosboer. “Vorig jaar hadden we langste periode zonder regen ooit: van eind mei tot begin juli viel er geen druppel. Maar daarvóór was het een nat voorjaar, dus als je op dát moment het water laat infiltreren en vastlegt, dan kom je de droge periode door zonder water te geven.”
Naast organisch materiaal in de bodem, helpen ook windsingels tegen droogte. “Wind is een stressfactor voor planten, het droogt de bladeren uit. In een droge zomer helpt het om windsingels en hagen te hebben die wind temperen om uitdroging te voorkomen. Dan blijft het vocht in het systeem. Zo creëer je een microklimaat.”
Plaagbeheer en bestuiving in het voedselbos
De hagen in het voedselbos zijn niet alleen handig voor het tegenhouden van wind, ze trekken ook nuttige insecten aan. Voor driekwart van de landbouwgewassen en 85% van de wilde planten is bestuiving nodig. “De wilgen geven vroeg in het jaar stuifmeel, de meidoorn rond deze tijd. Samen met de bessen zijn het ecologische corridors voor vogels en insecten die op die manier een thuis in het landschap vinden en hun rol pakken om aan bestuiving en plaagbeheer te doen”, legt Van Eck uit.
“We vinden vlinders leuk, maar we hebben een hekel aan hun kinderen. Ze groepen samen, ze vreten alles op, waar zijn ze goed voor? Vanuit de landbouw bezien is het begrijpelijk dat je geen rupsenplagen wilt hebben. In het voedselbos brengen insecten en vogels de balans terug. Vogels komen hier nestelen, voeden hun kuikens met rupsen en zo is de plaag opgelost. Dat zijn ecologische principes die we van de natuur kunnen leren en die we toepassen in het voedselbos.”
Diversiteit aan plantensoorten zorgt voor veerkrachtige landbouw
Met het inzetten van natuurlijke processen zullen weersextremen en onverwachte weersomstandigheden minder schade aanbrengen aan de gewassen. Ook de diversiteit aan plantensoorten is daarbij belangrijk. Op het moment dat we door het voedselbos lopen, staan sommige fruitbomen in bloei, maar is er net nachtvorst geweest. Voor reguliere fruittelers een stressvol moment, maar niet voor Van Eck.
“Late nachtvorst is in een voedselbos niet erg. Omdat we zoveel verschillende soorten fruit en noten verbouwen, is maar een klein deel van de planten vatbaar voor de nachtvorst op dat specifieke moment.” Toch geven de bomen en struiken waar de vorst de bloesems aantast in het najaar geen fruit. “Een sabbatical voor de boom!” zegt Van Eck enthousiast. “De energie die niet naar het fruit gaat, gaat naar het cambium, het levende laagje cellen onder de bast. De suikers gaan dan naar de groei van de boom en dat geeft het jaar erop meer kans op een grotere oogst. Je zal door weersomstandigheden af en toe geen oogst hebben bij de ene soort, maar dat kan juist voor een andere soort een goed jaar betekenen. Dat maakt een voedselbos veerkrachtiger. Het heeft een eigen verzekering.”
Veerkrachtige planten voor een klimaatrobuust landbouwsysteem
We lopen verder langs struiken van de appelbes Aronia en een distel met de naam Kale Jonker. “En hier staan de nashiperen”, vertelt Van Eck, “Dat zijn prachtige bomen. Ze kunnen tegen -25 en +45 graden Celsius. Ook dat is klimaatadaptatie, want met beide extremen zullen we het moeten doen deze eeuw. De soorten die we hier aanplanten selecteren we mede op deze stressgrenzen. Ook de amandel en de tamme kastanje vinden een hete zomer of een koude winter geen probleem. Dat is belangrijk.”
Hetzelfde geldt voor de olijfwilg: geen familie van de olijf of van de wilg, maar van de duindoorn. Deze struik kan veel hebben: vocht en droogte, kou en hitte. Van origine stamt de soort uit Siberië. “Sommige planten zijn heel kinderachtig, maar de olijfwilg vindt alles goed. De plant is een stikstofbinder, neemt stikstof op uit de lucht en zet die om naar plantenvoeding in de bodem. De hazelaar die ernaast staat profiteert daarvan. Op de bloeiende olijfwilg zien we zweefvliegen, hommels en bijen. De rode besjes hebben een smaak die moeilijk te omschrijven is: zoet, een tikje zuur en umami. Na het vijfde besje treedt een milde vorm van verslaving op.”
Klimaatstresstest in het voedselbos
In het ontwerp van voedselbossen wordt dus al rekening gehouden met de effecten van klimaatverandering. Na de aanplant moet blijken of het landbouwsysteem inderdaad klimaatbestendig is. In voedselbos Ketelbroek, het eerste voedselbos van Van Eck in Groesbeek, was de zomer van 2018 een eerste klimaatstresstest. Er was toen wekenlang hitte en weinig regen. “De omliggende landbouwkavels kleurden bruin, maar het voedselbos bleef groen, groeide en gaf meer oogst dan de jaren ervoor. Als je die eerste cruciale jaren doorkomt, dan wordt dit landbouwsysteem steeds klimaatrobuuster. Windbeschutting, organische stof, diversiteit van soorten, planten die extremen kunnen verdragen en waterinfiltratie helpen daar allemaal bij. En na een tijdje zullen langzaam maar zeker schimmelnetwerken de hoofdrol nemen in het bosecosysteem.”
Het nut van schimmels in de bodem
Volgens Van Eck zijn schimmels onontbeerlijk voor veerkrachtige landbouw. “Naarmate het bos zich ontwikkelt, komen er meer schimmels. Een deel van die schimmels leeft in symbiose met de wortels van bomen en struiken. Schimmeldraden zijn zo fijn vertakt en zo smal, dat ze dingen kunnen doen die plantenwortels niet kunnen. Stel je voor: op een theelepeltje bosgrond ligt een paar honderd meter schimmeldraad. Dat is waanzinnig.”
“Als de bodem verdroogt en stoffig of steenachtig wordt, zitten in de kleinste bodemdeeltjes nog poriën. In die poriën zitten nog wat watermoleculen, waar plantenwortels niet bij kunnen, maar schimmeldraden wel. Zij leveren water aan een boom in ruil voor suikers, want dat kunnen schimmels niet zelf. De boom kan iets wat de schimmel niet kan en de schimmel kan iets wat de boom niet kan: zo helpen ze elkaar.”
“Natuurlijke processen zijn echt voorhanden”
“Als eind augustus de nachten lang zijn en er dauw is en een regenbuitje, dan begint de herfst. Schimmels gaan vervolgens zelf paddenstoelen maken. Ze hoeven geen water meer aan de bomen te geven, maar hebben suikers gekregen waarmee ze paddenstoelen kunnen maken. Dat vind ik ontroerend. Er zit een logica in de symfonie van de seizoenen. Wanneer is de schimmel voor wie actief? Eerst voor de bomen en daarna voor zichzelf. Dat vind ik mooi. Dat is eigenlijk wat ons bescheiden moet maken. Die natuurlijke processen zijn echt voorhanden.”
Voedselbos Schijndel is een initiatief van Stichting Voedselbosbouw Nederland. Partners zijn: Groen Ontwikkelfonds Brabant en HAS Green Academy.
Dit is deel één van een reeks van twee artikelen over Voedselbos Schijndel. In deel twee komen verdienmodellen voor voedselbosboeren aan bod. Lees nu: Pionieren in het voedselbos: “Het moet haalbaar en betaalbaar zijn”.
Auteur: Marjolein Bezemer
Fotograaf: Jorim Spiekhout
Dit artikel is geschreven in opdracht van Klimaatadaptatie Brabant en verscheen op 28 mei 2024 op het klimaatportaal van de provincie Noord-Brabant.
Meer over voedselbossen en klimaatadaptatie.